De bevrijding van Limburg, september 1944 - maart 1945


Eindelijk weer vrij!

Twee maanden na de geallieerde landing in Normandië, op 6 juni 1944, kon de daar samengebrachte strijdmacht de Duitse afgrendeling doorbreken en in sneltreinvaart Noord-Frankrijk en België bevrijden. Dat leidde in Nederland tot groot optimisme over het verdere verloop van de strijd. Rommelig en van tijd tot tijd zelfs paniekerig terugtrekkende Duitse militairen leken die verwachtingen te bevestigen. Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, namen duizenden NSB-ers de benen nadat ten onrechte melding was gemaakt van de bevrijding van Breda. Het tegendeel was waar: de vaart raakte uit de geallieerde opmars. Door de almaar langer wordende aanvoerlijnen ontstonden problemen bij de bevoorrading van de oprukkende legers.
Terwijl de geallieerde aanvalsplannen in een snelle bevrijding van Limburg voorzagen, om vervolgens door te stoten naar de Rijn en het Roergebied, wilden de Duitse strategen het gebied tussen Maas en Rijn met alle beschikbare middelen verdedigen. Het belang van een onbelemmerde scheepvaart op de Rijn als levensader voor de oorlogsindustrie was zó groot, dat de rivier koste wat kost buiten het strijdtoneel moest blijven. Daarom beschouwden de Duitsers de Maas als een uiterst belangrijke barrière in hun verdedigingsstelsel. De bevrijding van Limburg zou daardoor niet alleen een ongewoon natte herfst en een lange, barre en koude winter in beslag nemen, maar bovendien leiden tot vele honderden burgerslachtoffers en ongekende verwoestingen.


Zuid-Limburg

Bij de bevrijding van Zuid-Limburg haalden de geallieerden nog voordeel uit de wanordelijke terugtocht van de Duitse troepen uit Noord-Frankrijk en België. Op 8 september veroverden Amerikaanse troepen Luik en vestigden zodoende een bruggenhoofd op de oostelijke Maasoever. De vooruitzichten leken gunstig om bij Aken door de verdedigingslinie aan de Duitse westgrens, de Westwall, heen te breken en in de richting van het Roergebied op te rukken. In ijltempo werd het bruggenhoofd versterkt en uitgebreid om een opmars in oostelijke en noordoostelijke richting mogelijk te maken. Op 12 september bereikten de eerste Amerikaanse eenheden de Nederlandse grens. De volgende dag bevrijdden ze Wyck, het oostelijk stadsdeel van Maastricht. Omdat de bevrijders tevens langs de westelijke Maasoever naar het noorden trokken, zagen de Duitsers zich gedwongen de hele stad te ontruimen. Pogingen om de opmars aan de Geul tot staan te brengen, faalden. Op 15 september werd het riviertje bij Meerssen overgestoken. Twee dagen later kwam het front in Zuid-Limburg over de hele linie in beweging. Weldra konden ook de inwoners van Heerlen en Sittard zich opmaken voor bevrijdingsfeesten, maar ten zuiden van Susteren liep de opmars vast.

Duitse soldaten hadden zich daar in goed te verdedigen stellingen verschanst en ze maakten handig gebruik van de talrijke beken die het terrein daar doorsnijden. In het oosten raakte de vaart er trouwens ook uit. Kerkrade bleef vooralsnog in Duitse handen. De plaatselijke militaire commandant stelde de naderende Amerikanen voor een tijdelijk staakt het vuren in acht te nemen om dertigduizend Kerkradenaren dwars door de frontlinie te evacueren. Ondanks enige aarzeling besloten de Amerikanen op het aanbod in te gaan. In de ochtend van 25 september vertrokken de inwoners van Kerkrade te voet richting het bevrijde Ubachsberg, hun woonplaats prijsgevend aan de roof- en plunderzucht van Duitse militairen. De duur van de voettocht van de evacués overschreed echter de duur van de tijdelijke wapenstilstand. Terwijl de Amerikanen nog druk doende waren de vluchtelingenstroom in goede banen te leiden, hervatte Duits geschut de beschietingen. Ter hoogte van Imstenrade voltrok zich een ramp. Plotseling explodeerde een granaat temidden van de Kerkradenaren. Veertien burgers verloren het leven en tientallen raakten gewond. Achteraf bleek de ontruiming overbodig want op 5 oktober viel Kerkrade zonder noemenswaardige strijd in handen van de Amerikanen. Daarmee was de bevrijding van Zuid-Limburg voltooid.


Noord-Limburg en operatie Market Garden.

De bevrijding van het uiterste noorden en het westen van Noord-Limburg hing samen met operatie Market Garden. Eind augustus 1944 stippelden de geallieerde opperbevelhebber Eisenhower en zijn Britse collega, veldmaarschalk Montgomery, een strategie uit om het Roergebied te veroveren en vervolgens naar Berlijn door te stoten. Montgomery bedacht een stoutmoedig plan. Hij wilde met luchtlandingstroepen de brug over de Rijn bij Arnhem veroveren en een aantal belangrijke bruggen aan de route erheen: een route, dwars door het oosten van Noord-Brabant (operatie Market). Vrijwel gelijkertijd zouden zijn grondstrijdkrachten vanuit het noorden van België in de aanval gaan en via Noord-Brabant en het westen en noorden van Limburg naar Arnhem oprukken (operatie Garden). Onderweg zouden de grondtroepen telkens contact leggen met onderdelen van het luchtlandingsleger, dat verondersteld werd de bruggen stevig in handen te hebben. Op die manier verwachtte de Britse bevelhebber het Roergebied vanuit het noorden te omsingelen. De Amerikanen zouden op hun beurt de Rijn tussen Keulen en Bonn moeten oversteken om het Roergebied vanuit het zuiden te omsingelen.
Het krijgsplan mislukte want in en rond Arnhem slaagden sterke Duitse eenheden er eind september in de luchtlandingstroepen terug te drijven. Toch mogen we operatie Market Garden niet als een totale mislukking beschouwen. Binnen enkele dagen sloegen Montgomery's troepen een diepe bres in de Duitse linies. Grote delen van oostelijk Noord-Brabant en zelfs Nijmegen werden bevrijd. Weert lag nog net binnen de geallieerde corridor en ver genoeg verwijderd van het strijdtoneel om van verwoesting gespaard te blijven. Dat gold niet voor Meijel, dat nu eens bevrijd, dan weer bezet zou worden en barre maanden beleefde. Belgische troepen bevrijdden begin oktober Thorn en alle plaatsen ten westen ervan, voor zover ze ten zuiden van het kanaal Wessem-Nederweert liggen. Alleen bij Wessem hielden de Duitsers tot 17 november stand. In het noorden verstarde de frontlijn tussen het bevrijde Mook en het nog bezette Middelaar.


De westelijke Maasoever in Noord- en Midden-Limburg

De pijnlijke nederlaag bij Arnhem overtuigde generaal Eisenhower van de noodzaak de haven van Antwerpen zo snel mogelijk bereikbaar te maken voor geallieerde bevoorradingsschepen. Voor Limburg, waar de gevechtslinies nu dwars doorheen liepen, betekende dit dat de druk op het front afnam. Uiteraard maakten de Duitsers daar gebruik van. Generaal Student, belast met de verdediging van het gebied op de westelijke Maasoever, slaagde erin samenhang aan te brengen in de warrige frontlijn. Zo liet hij versterkingen aanleggen langs de lijn Boxmeer-Stevensbeek-Overloon, vervolgens langs het Defensiekanaal, het kanaal van Deurne, de Noordervaart en het kanaal Wessem-Nederweert. Bovendien stuurde hij vanaf eind september duizenden militairen, onder wie zeer ervaren en uiterst fanatieke parachutisten, en grote hoeveelheden materieel naar de westelijke Maasoever.
Voor de burgers in het Duitse bruggenhoofd braken zware tijden aan. Politietroepen, Sicherheitspolizei, militairen en bestuurlijke instanties uit de aangrenzende gouw (provincie) Düsseldorf stichtten er onafgebroken onheil. De militairen spraken van 'Kampfgebiet'; de overigen beschouwden het als een 'Freigebiet'. Het resultaat was hetzelfde: chaos, terreur, plunderingen, vernielingen en jacht op mannen voor dwangarbeid in Duitsland. Op zondag 8 oktober werden enkele duizenden mannen gedeporteerd naar Duitsland, van wie de meesten bij het verlaten van de kerk waren opgepakt.
Intussen spitste de strijd zich toe aan de noordelijke en westelijke randen van het bruggenhoofd, vooral rond Overloon. Wekenlang golfde het front er op en neer. Ongekend hoge verliezen aan manschappen en materieel waren het gevolg. Het zwaar geteisterde Venray, waar duizenden vluchtelingen hun toevlucht hadden gezocht, kon pas op 18 oktober van Duitsers worden gezuiverd. Onder de burgerbevolking waren meer dan driehonderd dodelijke slachtoffers te betreuren. Ondanks de bevrijding van Venray was de Duitse tegenstand zeker niet gebroken. Met tegenzin moest Montgomery de verdedigers van het bruggenhoofd zelfs een adempauze gunnen. Hij kreeg namelijk bevel zich voorlopig uitsluitend bezig te houden met het vrijmaken van de Scheldemond. Duitse troepen benutten de betrekkelijke rust voor hergroeperingen en het overbrengen van verse manschappen en nieuw materieel. Eind oktober verlieten ze hun stellingen om door de geallieerde linies bij Meijel en Liessel heen te breken. Haastig werden versterkingen uit het bevrijde Noord-Brabant aangevoerd. Opnieuw leidde de taaie en verbeten Duitse tegenstand tot enorme verliezen aan beide zijden. Net als bij Overloon veranderde de Peel bij Meijel door de doorweekte bodem en de talloze mijnen in een tankkerkhof.
Nadat de Scheldemond begin november eindelijk in geallieerde handen was overgegaan, laaide de strijd aan het front op de westelijke Maasoever in Limburg nog eenmaal op. Tot hun verbazing ondervonden de Britten bij de oversteek van het kanaal Wessem-Nederweert veel minder Duitse tegenstand dan in het Peelgebied. De opmars in noordelijke richting, parallel aan de Maas, verliep voorspoedig. Op hun terugtocht bliezen de Duitsers kerktorens en andere hoge gebouwen op, zodat hun tegenstanders die niet meer als uitkijkpost konden gebruiken. Ter hoogte van Horst maakten de Britten contact met hun wapenbroeders, die vanuit het noorden en westen het bruggenhoofd waren binnengetrokken. In de laatste week van november beheersten ze grote delen van de westoever van de Maas. De Duitsers trokken ordelijk terug. Manschappen en materieel werden tijdig met veerponten en via de brug bij Venlo, die ondanks zware bombardementen nog intact was, naar de oostelijke Maasoever gebracht.

De Duitsers hielden op de westelijke Maasoever drie steunpunten in handen: Broekhuizen, Geysteren en Blerick. In Broekhuizen verschansten zich ongeveer vijftien Duitse parachutisten in het kasteel. Op 30 november richtten ze een waar bloedbad aan onder de aanstormende Britten. Pas nadat zwaar geschut het kasteel in een ruïne had veranderd, gaven de verdedigers de strijd op. Om een herhaling in Geysteren te voorkomen, werd het kasteel vooraf met de grond gelijk gemaakt. De meeste parachutisten namen de vlucht. Na een hachelijke oversteek bereikten ze de oostelijke Maasoever. Het handjevol dat achterbleef, werd onder het vallend puin bedolven. Met driehonderd verdedigers vormde Blerick het laatste en sterkste Duitse bolwerk op de westoever. Brigadier Cumming Bruce van de Schotse Laaglandbrigade liet 's nachts enorme luidsprekers het geluid van naderende tanks nabootsen. De Duitsers vuurden lukraak op niet bestaande doelen. Voordat hij de beslissende aanval inzette, liet Cumming Bruce een rookgordijn over Venlo leggen, zodat het geschut op de oostelijke Maasoever niet gericht kon vuren. Uiteindelijk nam de Laaglandbrigade de meeste Duitsers krijgsgevangen. Op 3 december was de westelijke Maasoever helemaal bevrijd.


De Roerdriehoek. Het gebied tussen Susteren en Roermond


Sinds eind september liep het front dwars door het smalste deel van Limburg tussen Sittard en Susteren. Ter voorbereiding van een aanval op het Rijnland, probeerden de geallieerden het riviertje de Roer te bereiken. Dat viel niet mee. Het regende vrijwel onafgebroken en de Britten leverden zowel strijd tegen de modder als tegen zich bekwaam verdedigende Duitsers. De ongemeen felle gevechten eisten een hoge tol aan mensenlevens. Terreinwinst van enige betekenis werd niet geboekt, althans niet door de Britse troepen. Amerikaanse eenheden, die de oostelijke flank van deze frontsector bezetten, slaagden er daarentegen wél in de Roer te bereiken. Zo ontstond de zogeheten Roerdriehoek: een Duits bruggenhoofd tussen Maas en Roer, met Roermond als top van de driehoek en een lijn van west naar oost tussen de Maas en de Roer op de hoogte van Susteren.     
Midden december 1944 verrasten de Duitsers het geallieerde kamp volkomen door in de Belgische Ardennen een diepe bres te slaan in de Amerikaanse linies. Vanuit hun Midden-Limburgse bruggenhoofd deelden ze bovendien plaagstoten uit zodat de Britten besloten de hinderlijke Roerdriehoek zo snel mogelijk op te ruimen. Op 13 januari 1945 openden ze de aanval met zware artilleriebeschietingen. Twee dagen later kwamen de grondtroepen in actie. Het kwakkelweer, de modder en de verbeten Duitse tegenstand deden denken aan de felle strijd rond Overloon, Venray en Meijel.
Het Brits offensief betekende voor de bevolking in de Roerdriehoek een dieptepunt in een toch al eindeloze lijdensweg. Rond Montfort en Sint Joost vochten de Duitsers met doodsverachting. Tot overmaat van ramp hadden vele honderden vluchtelingen uit de omgeving eerder hun toevlucht gezocht in Montfort. Ze dachten er veilig te zijn: ver verwijderd van doorgaande wegen en temidden van bossen. Niets was minder waar. Aanhoudend granaatvuur veranderde het dorpje, evenals Sint Joost, in één grote puinhoop. Tot drie keer toe bombardeerden de Britten het ontredderde Montfort. Er vielen bijna tweehonderd doden. Het aantal gewonden lag nog veel hoger. Na het laatste bombardement, op 23 januari, bliezen de verdedigers de aftocht. Eindelijk was hun tegenstand gebroken. Met de bevrijding van Linne en Posterholt op 25 en 26 januari, achtten de Britten de verovering van de Roerdriehoek voltooid.


De oostelijke Maasoever in Noord- en Midden-Limburg

Hitlers bevel van 30 augustus 1944 om de Westwall in noordelijke richting uit te breiden langs Roer en Maas, had vooral gevolgen voor de Limburgers op de oostelijke Maasoever. De leiders van de aangrenzende gouwen (provincies) Düsseldorf en Essen werden belast met de uitvoering van die opdracht. Begin september lijfden zij de oostelijke Maasoever bij hun gouwen in. Overal namen Duitse bestuurders het heft in handen. Duizenden, voornamelijk Poolse en Oekraïense dwangarbeiders werden vanuit werkkampen bij Düsseldorf naar de Maas gestuurd om er verdedigingslinies te graven. De mannelijke bevolking op de oostoever, tussen 16 en 60 jaar oud, ontsnapte er evenmin aan. Omdat maar weinig mannen kwamen opdagen, volgden er razzia's. In Venlo namen de Duitsers tientallen vooraanstaande burgers in gijzeling. Als er niet onmiddellijk meer mannen kwamen spitten aan de Maas, zouden de gegijzelden worden doodgeschoten. Het chantagemiddel hielp slechts even en de jacht op mannen veranderde in regelrechte terreur.
Vooral de gouwleider van Düsseldorf, Friedrich Florian, beschouwde het ingelijfde gebied uitsluitend als wingewest. Mensen, materieel, complete inboedels, voorraden en vee: alles viel ten prooi aan de Duitse roofzucht. In Venlo en Tegelen dreigde weldra hongersnood. Bij dit alles kwam het oorlogsgeweld. Zware bombardementen op de Maasbruggen bij Venlo en Roermond, veranderden met name het fraaie, historische centrum van Venlo in een woestenij van puin. Honderden burgers kwamen daarbij om het leven, maar de brug bij Venlo bleef intact totdat de Duitsers deze laatste verbinding opbliezen op hun terugtocht van de westelijke Maasoever.
Roermond kwam er in zoverre beter vanaf, dat de Maasbrug bij het bombardement van 28 oktober onherstelbaar werd beschadigd. Verdere luchtaanvallen konden achterwege blijven, redeneerden de Roermondenaren, maar op 11 november wierpen bommenwerpers toch nog hun bommenlast boven de stad af. Tientallen burgers vonden de dood onder het neerstortend puin. Kort daarop verschenen de Britten aan de Maas. Door de aanhoudende granaatbeschietingen zat er voor de bevolking niets anders op dan het leven in kelders en andere schuilplaatsen voort te zetten. Tot overmaat van ramp kreeg Roermond te maken met bataljonscommandant Ulrich Matthaeas, die er met zijn manschappen een waar schrikbewind voerde. Standhouden en de stad tot de laatste kogel en de laatste man verdedigen, luidde zijn devies. Panisch als hij was voor verzetsacties, eiste Matthaeas dat alle weerbare mannen uit Roermond zouden verdwijnen. Vóór 18 december dienden ze zich te melden. Vrijwel niemand gaf gehoor aan het bevel. Om te laten zien dat het hem ernst was, liet Matthaeas op Tweede Kerstdag veertien inwoners executeren. Een golf van ontzetting ging door de stad en 2800 Roermondenaren meldden zich alsnog. Ze gingen meteen op transport naar de omgeving van Wuppertal, waar hen dwangarbeid wachtte.
Onder deze benarde omstandigheden doemde een nieuw schrikbeeld op: evacuatie. Grüne Polizei en SS begonnen begin januari 1945 op eigen initiatief met de ontvolking van de oostelijke Maasoever. Door tijdgebrek bleven Tegelen, Belfeld en een deel van Reuver ervan gespaard. Tussen de tachtig- en negentigduizend Limburgers begaven zich in ijzige kou met hun schamele bezittingen te voet naar stations in het Duitse grensgebied. Daar moesten ze soms dagenlang wachten op de komst van goederen- en veewagons, die de ontheemden dwars door de Nederrijnse laagvlakte naar de Achterhoek en de drie noordelijk provincies brachten; soms onder hevige geallieerde luchtbeschietingen.
Half februari openden de geallieerden opnieuw de aanval om het gebied tussen Maas en Rijn in te nemen. Britse en Canadese legers rukten vanuit de regio Nijmegen in zuid-oostelijke richting op. De Amerikanen vochten zich vanuit hun stellingen aan de Roer een weg naar het noordoosten. De Duitse troepen in Limburg beseften dat ze omsingeld dreigden te worden en trokken zich terug. De bevrijding van de oostelijke Maasoever verliep zonder dat ook maar één schot werd gelost. Britse en Amerikaanse eenheden trokken een leeggeplunderd en ontvolkt gebied binnen. Op 3 maart 1945, na bijna een half jaar strijd, was de bevrijding van Limburg voltooid.
klik op de toets F11 aan/uit voor mooier beeld !!
Bijlage 2
Afkomstig van:
www.limburgsmuseum.nl/digitalevraagbaak/ media/Documenten/wobevrijding.doc
AFSLUITEN
naar inhoudsopgave